Unieke Levensmiddelendatabank van Voedingscentrum en RIVM steeds betrouwbaarder en completer
De Levensmiddelendatabank van het Voedingscentrum en het RIVM bevat een schat aan gegevens voor onderzoek en voorlichting aan consumenten over gezonde, veilige en duurzame voeding. De helft van deze productdata komt via GS1 Data Link, een digitale koppeling met GS1 Data Source, de datapool van GS1 Nederland voor het delen van productinformatie. De Levensmiddelendatabank, is gebaseerd op dit soort koppelingen, waardoor actuele gegevens op een efficiënte manier in de Levensmiddelendatabank terecht komen.
De Levensmiddelendatabank bevat maar liefst 150.000 voedingsmiddelen. Van elk product zijn data zoals de naam, de artikelcode (GTIN/EAN-code), netto-inhoud, ingrediënten, allergenen, voedingswaarden en (indien aanwezig) portiegrootte vastgelegd. “Het gaat dus om openbare data die ook al op het etiket staat”, verklaart Wieke van der Vossen. Zij is projectleider en binnen het Voedingscentrum verantwoordelijk voor de Levensmiddelendatabank. Zij onderhoudt nauw contact met projectleider Susanne Westenbrink van het RIVM, dat net als het Voedingscentrum intensief gebruik maakt van de gezamenlijke databank.
Voorlichting en onderzoek
De primaire taak van het Voedingscentrum is voorlichting geven over gezonde, veilige en duurzame voeding. Dat gebeurt onder meer via ‘Mijn Eetmeter’, een app waarmee honderdduizenden consumenten dagelijks een eetdagboek bijhouden. Met de Kies Ik Gezond?-app kunnen consumenten checken of een product past in de Schijf van Vijf en welke allergenen erin zitten. Beide apps worden gevoed met data uit de Levensmiddelendatabank.
Het RIVM gebruikt de data in het kader van de Nationale Aanpak Productverbetering (NAPV) voor het monitoren van de hoeveelheid zout, suiker en vet in voedingsmiddelen. De doelstellingen van de overheid op dat vlak zijn gebaseerd op het zout-, suiker- en vetgehalte van de producten die in de Levensmiddelendatabank staan. “Daarnaast doen wij onderzoek naar voedselconsumptie, waarvoor wij bezig zijn met de ontwikkeling van een eigen app waarmee ook producten uit de Levensmiddelendatabank kunnen worden gescand”, verklaart Westenbrink.
Efficiënter en actueler door koppeling met GS1
Circa de helft van alle gegevens in de Levensmiddelendatabank komt uit GS1 Data Source. Zowel het Voedingscentrum als het RIVM is erg blij met de koppeling die vier jaar geleden tot stand is gebracht. Elke nacht wordt nu de inhoud van de GS1 datapool gesynchroniseerd met de Levensmiddelendatabank. “Dat is niet alleen efficiënter, maar daardoor zijn we ook zo actueel mogelijk. Productdata die vandaag in de datapool wordt gezet of gewijzigd, is morgen al beschikbaar voor voorlichting of onderzoek zodat we consumenten nog beter kunnen helpen bij het maken van duurzame en gezonde keuzes”, vertelt Van der Vossen.
Bovendien ontvangt de Levensmiddelendatabank via de koppeling meer data dan in de periode voor 2018. Vroeger moesten de leveranciers van voedingsmiddelen de data handmatig invullen. “De bereidheid daartoe was niet zo groot. Zeker niet als ze daarvoor al die productdata al hadden ingevuld op de lijsten van retailers. Nu hoeven ze die data maar één keer in te vullen in de datapool”, licht Westenbrink toe.
Slechte datakwaliteit heeft veel impact
Datakwaliteit blijft een aandachtspunt. Het datakwaliteitprogramma van GS1 helpt producenten hierbij. “Veel bedrijven zitten er bovenop en verstrekken data van goede kwaliteit. Maar er zijn ook bedrijven die het beheer van productdata er eventjes bij doen. Dat zien we meteen terug aan de wat mindere datakwaliteit. Er is de afgelopen jaren - mede door de verdienste van GS1 - flinke vooruitgang geboekt, maar we blijven in gesprek om het nog verder te verbeteren”, stelt Van der Vossen.
Als de kwaliteit van de data niet op orde is, worden consumenten verkeerd voorgelicht. Als dat de informatie over bijvoorbeeld allergenen betreft, kan dat zelfs de gezondheid van consumenten schaden. Wanneer gegevens die door het RIVM worden gebruikt om zout, vet en suikergehaltes te monitoren voor de NAPV niet actueel zijn, kan het zijn dat alle inspanningen om te komen tot lagere zout-, suiker- of vetgehaltes niet zichtbaar zijn in de databank. De overheid gebruikt de uitkomsten van de monitor om beleid te maken. “Als dat gebeurt met niet actuele of onvolledige data, heeft dat dus impact op de richtlijnen die de overheid stelt aan voedingsmiddelen. Het is daarom heel belangrijk om te zorgen dat de gegevens in de Levensmiddelendatabank up to date blijven”, vertelt Westenbrink.
Constructieve samenwerking
Om onjuistheden in de data eruit te halen, zijn in de Levensmiddelendatabank validatieregels ingebouwd. Die checken bijvoorbeeld of de getallen voor kilojoule en kilocalorie niet zijn omgewisseld. Als er fouten worden ontdekt, koppelt het Voedingscentrum dat terug aan GS1 Nederland. “Op die manier proberen wij een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van de productdata. En we voeren constructieve gesprekken met GS1, onder meer over die validatieregels. Het zou mooi zijn als we die al in de GS1 datapool kunnen inbouwen, zodat producenten ook worden geholpen bij het verder verbeteren van de datakwaliteit en ook andere afnemers hiervan kunnen profiteren.”
Transparantie van informatie over voedingsmiddelen
Ondanks de digitale koppeling met de GS1 datapool is de Levensmiddelendatabank nog niet compleet. Naar schatting staat driekwart van de voedingsmiddelen die in Nederlandse supermarkten verkocht worden daadwerkelijk in de database. “Zoals gezegd komt circa de helft van de productdata uit de GS1 datapool, maar huismerken komen niet vanuit GS1. Daarvoor hebben we directe koppelingen met de databases van Jumbo, Superunie en Albert Heijn. En er is nog een aantal databanken waarmee we zijn gekoppeld.”
Van der Vossen geeft aan dat leveranciers niet verplicht zijn om mee te werken aan de Levensmiddelendatabank. “Bedrijven kunnen zelf bij GS1 Nederland aangeven of wij hun productdata mogen ontvangen. Gelukkig geeft meer dan 90 procent daarvoor toestemming. Er is dus een grote bereidheid om data te delen voor voorlichting, onderzoek en beleid”, vertelt Van der Vossen. “Daarmee leveren zij een belangrijke bijdrage aan het transparant maken van informatie om onze voedingsmiddelen gezonder, veiliger en duurzamer te maken.