Met de patiënt- en medewerkerscode (GSRN) kun je de relatie identificeren tussen een individuele zorgaanbieder (zoals een dokter) en individuele service clients (patiënten).
Hoe werkt het?
Je plaatst de barcode op een polsbandje en medewerkerspasje. Als je de medewerker, patiënt en het product scant dan weet je wie welk product aan de patiënt heeft toegediend.
Hoe is de GSRN opgebouwd?
- Een GSRN heeft 18 cijfers.
- Application Identifier gebruik je om een GSRN in een barcode vast te kunnen leggen. Bijvoorbeeld een GS1-128 of GS1 DataMatrix. De Application identifier voor een leverancier van de dienst (bijvoorbeeld verpleegkundige) is 8017, voor de ontvanger van de dienst (patiënt) is het 8018.
- Daarna volgt het GS1 bedrijfsnummer. Bestel een codepakket, bijvoorbeeld het kleinste codepakket 10, hierbij ontvang je een bedrijfsnummer ofwel de GS1 Company Prefix.
Het bedrijfsnummer kan 7, 8, 9, 10 of 11 cijfers bevatten, dat hangt af van de grootte van je pakket. - Codeer de relaties (patiënt, medewerker) voor identificatie van de patiënt en de medewerker.
Je nummert de relaties van 00…... tot 99…… - Tot slot is het 18e getal een controlecijfer. Bereken controlecijfer.
GSRN = GS1 bedrijfsnummer + service relatie + controlecijfer.
Zo ziet de GSRN eruit
De code (8018)871234567890000004 bestaat uit:
- (8018) is de Apllication Identifier voor de patiënt.
- De eerste 9 cijfers zijn het bedrijfsnummer 871234567.
- De volgende 89000000 ken je toe aan een relatie.
- Het laatste cijfer (4) is het controlegetal.
GSRN in combinatie met SRIN
In sommige gevallen is het handig om meer detailgegevens over (behandelingen van) een patiënt te registreren. Daar kun je het Service Relation Instance Number (SRIN) voor gebruiken. De barcode bevat dan zowel de GSRN als de SRIN om de patiënt en het moment van zorg te kunnen scannen. Zo kunnen bijvoorbeeld meerdere momenten van het verzamelen van laboratoriummonsters vastgelegd worden.