RFID staat voor Radio Frequency Identification. Door een chip (tag) met een artikelcode en serienummer op producten te plaatsen, kun je dat product altijd en overal scannen en identificeren.
Een RFID-oplossing bestaat uit een tag, een reader en software. Informatie die op de tag staat kan op afstand worden uitgelezen door een reader. Dat kan een hand-held scanner zijn, maar ook een poort, tunnel of robot.
Hoe werkt RFID?
Een RFID tag stuurt radiogolven en een scanner kan die uitlezen. Op de tag staat een nummer dat het specifieke item uniek identificeert. De tags zijn kleine zendertjes die vanaf het moment dat ze binnen het bereik van een scanner komen worden geactiveerd door radiosignalen. Zodra de tag geactiveerd is, stuurt hij gegevens naar de reader en software verwerkt deze gegevens.
De tag is ook de sleutel naar andere informatie zoals de locatie, conditie en status van het kledingstuk. Deze gegevens worden opgeslagen in een externe database.
Wat is het verschil tussen RFID en de 'gewone' barcode?
- Een scanner leest de RFID tag met radiogolven en de barcode door de terugkaatsing van licht.
- Informatie uit de RFID-tag kun je lezen zonder dat er direct contact met de tag is.
- Tientallen individuele en unieke RFID-tags kunnen tegelijkertijd worden gescand.
- Een RFID-tag kan veel meer informatie bevatten dan een streepjescode. RFID kan procesgegevens genereren en opslaan door de geheugencapaciteit van de chip.
Waarom een standaard?
Interoperabiliteit is een belangrijk aspect van RFID-technologie. Door het gebruik van dezelfde taal kan iedereen de tags maken en gebruiken. Als een fabrikant producten van een RFID tag voorziet die voldoet aan de GS1 standaard, dan kunnen alle partijen verderop in de keten deze gebruiken.
GS1 standaard voor RFID
- GS1 heeft met EPC (Electronic Product Code) een wereldwijde standaard voor RFID. Deze geeft aan waar de RFID tags en hardware (zoals readers) aan moeten voldoen en hoe gegevens gedeeld kunnen worden.
- EPC is een elektronische ID die een uniek nummer bevat, bijvoorbeeld het Serialised Global Trade Item Number (SGTIN) dat een artikel op unieke wijze identificeert.
- Het serienummer maakt het mogelijk om ieder artikel een eigen unieke code te geven. Het geeft waardevolle productgerelateerde informatie, op elk moment, over de fysieke locatie en gedetailleerde informatie zoals grootte, kleur en productielocatie.
- De EPC code gebruik je op een RFID-tag. Deze tags genereren veel data. Deze gegevens worden niet in de tag opgeslagen, maar wisselen bedrijven uit met behulp van de EPC-IS standaard, de standaard voor het delen van data.
- Een EPC tag is de sleutel tot informatie over het product. Een belangrijk onderdeel is het serienummer, waardoor bedrijven aan ieder artikel een eigen unieke code toe kunnen kennen. Dit is het Serialised Global Trade Item Number( SGTIN): de GTIN plus een uniek product- of serienummer.
Meer weten? Lees op de website van GS1 Global meer over RFID.