Meetregels

Inleiding

Op deze pagina staat een samenvatting van de internationale meetregels voor de meest voorkomende consumenteneenheden en van handelseenheden in de sector doe-het-zelf, tuin en dier.

Als alle partijen die gebruikmaken van de productinformatie in de GS1 datapool de meetregels goed hanteren, interpreteert iedereen de afmetingen van artikelen op dezelfde manier. De afmetingen die bepaald zijn door het hanteren van de meetregels hoeven niet overeen te stemmen met hoe het artikel in het schap staat of in promotiemateriaal wordt gebruikt.

Een volledig overzicht staat in de ‘Internationale Meetregels’.

In dit document spreken we van diepte en niet van lengte, omdat de term lengte tot verschillende interpretaties kan leiden.

Voorbeelden

In bijlage 8A staan voorbeelden van de meest voorkomende verpakkingen met een verwijzing naar de bijbehorende meetregel. In bijlage 8B staat een lijst van bijzondere artikelen waar specifieke regels voor gelden.

1 Het vastleggen van afmetingen van consumenteneenheden

Uitgangspunten van de internationale meetregels voor deze producten zijn o.a.:

  • Meet de staat waarin het artikel als consumenteneenheid de leverancier verlaat.
  • De wijze waarop de afnemer de artikelen presenteert in het schap is niet bepalend voor hoe je het artikel meet.

Een verpakt artikel is een artikel waarvan alle verpakking eerst moet worden verwijderd voor je het artikel kunt  gebruiken. Gaat het om (meerdere) artikelen die beschermd zijn tegen schade tijdens het transport door bijvoorbeeld bubbeltjesfolie maar altijd onverpakt op het schap staan? Meet ze dan onverpakt.

In de doe-het-zelf, tuin- en diersector zijn afmetingen van consumenteneenheden met (‘in’) en zonder (‘uit’) verpakkingen relevant.

Het doel van deze twee afmetingen:

  • met (‘in’) verpakking zijn relevant voor de logistieke processen in de distributiecentra en het indelen van winkelschappen.
  • zonder (‘uit’) verpakking zijn relevant voor de consument om te weten hoe groot het product is. Dit zijn de afmetingen van het product als het in elkaar is gezet of uitgeklapt voor het direct gebruik.

Let op! Afmetingen zonder verpakking zijn niet relevant voor handelseenheden. Bij handelseenheden voer je alleen de afmetingen met de verpakking in.

1.1 Invoeren in de GS1 datapool

Alleen de afmeting met verpakking relevant

Als een consumenteneenheid uit de verpakking een losse vorm - zoals verf of diervoeding – heeft, vul je alleen afmetingen met verpakking in.

Alleen Met Verpakking (1)

Alleen de afmeting zonder verpakking relevant

Van een consumenteneenheid die zonder een verpakking – zoals potten of manden die los op een ingesealde pallet worden geleverd - vul je alleen de afmetingen zonder verpakking in.

Alleen Zonder Verpakking

Zowel met en zonder verpakking relevant

Als beiden afmetingen relevant zijn en de afmetingen zonder/uit verpakking (in elkaar gezet/uitgeklapt voor direct gebruik) afwijken van de logistieke/transportverpakking, dan voer je beide afmetingen in.

Met En Zonder Verpakking

Invoeren in de webinterface

Zijn alleen de afmetingen van de consumenteneenheid met of zonder verpakking relevant? Dan vul je die in bij ‘Afmetingen, gewichten en inhoud’. Als voor hetzelfde artikel naast een afmeting met verpakking de afmetingen zonder verpakking relevant zijn, dan vul je die in bij ‘Extra artikelafmetingen’.

Webinterface

1.2 Samengestelde artikelen

Met samengestelde artikelen bedoelen we consumenteneenheden die door hun omvang en/of volume bestaan uit meerdere verpakkingen (componenten). Denk aan tuinmeubelen, kasten, lampen, etc..

Je voert dan alleen de artikelgegevens in over de verpakking (component) waarop de GS1 artikelcode (GTIN) in en barcode of QR code staat en die bij de kassa wordt gescand. Je meet de verpakking van dit component als handelseenheid (zie hoofdstuk 5 in de ‘Internationale meetregels voor meer informatie). Voor deze verpakking zijn de toegestane variaties van afmetingen (toleranties) van toepassing voor handelseenheden.

1.3 Meetregels voor artikelen voor presentatiedoeleinden

Naast het vastleggen van de primaire afmetingen van consumenteneenheden (verpakt of onverpakt) is het ook mogelijk de afmetingen te delen van artikelen zoals deze onverpakt worden gepresenteerd op bijvoorbeeld een schap in een bouwmarkt/winkel, webshop of folder. Dan hanteer je dezelfde regels voor het meten van consumenteneenheden.

2 Het meten

Om betrouwbaar te kunnen meten, zijn hulpmiddelen onmisbaar. Gebruik een digitale schuifmaat met een formaat dat geschikt is voor jouw artikelen. Bepaal de afmetingen (bij voorkeur) in millimeters en rond altijd af naar boven.

Ga je flexibele verpakkingen of artikelen die in formaat nogal eens wijzigen meten? Meet dan meerdere artikelen en neem dan het gemiddelde van de metingen. Je bepaalt zelf het aantal verschillende metingen (minimaal 3) dat nodig is om tot een betrouwbaar gemiddelde te komen. Dat hou je dan aan als de juiste afmeting van dat artikel.

Je rondt alle metingen naar boven af. Rond millimeters altijd af naar hele millimeters. Zo wordt 99,3 mm bijvoorbeeld 100 mm.

3 Hoe bepaal je de afmetingen van consumenteneenheden?

De leverancier bepaalt of een artikel een consumenteneenheid is. Voordat je de hoogte, breedte en diepte bepaalt, bepaal je eerst de voorkant van een artikel en hoe je het artikel plaatst (oriëntatie).

3.1 Basisregels voor meten consumenteneenheden

De basisregels voor het vaststellen van de positie om te gaan meten:

  • Bepaal de voorkant door de kant met het grootste oppervlak te kiezen dat door de fabrikant of leverancier wordt gebruikt om het artikel te verkopen.
  • Bepaal vervolgens of je het artikel staand of liggend (oriëntatie) moet meten. Je bepaalt de natuurlijke oriëntatie van het artikel door vast te stellen hoe je de merknaam horizontaal kunt lezen. Er gelden aparte regels als de oriëntatie (deels) verticaal is.

Meet nu het artikel als volgt:

  • Hoogte: meest lage tot het meest hoge punt.
  • Breedte: meest linkse tot het meest rechtse punt.
  • Diepte/lengte: meest voorste tot het meest achterste punt.

Let op: het is belangrijk dat je het artikel vrij en zonder belemmering opmeet. Dus niet gestapeld en in goede staat en niet beschadigd, vochtig of gescheurd.

3.2 De voorkant bepalen

De voorkant van het artikel is de kant met het grootste oppervlak dat door de fabrikant wordt gebruikt om het artikel aan de consument te verkopen/promoten. Met andere woorden: dit is de kant waarop in elk geval het merk en de artikelinformatie (zoals netto-inhoud) staan en bedoeld is om de verkoop te bevorderen.

Zijn twee zijden van het artikel nagenoeg identiek? Neem dan de zijde waar de meeste consumentgerichte informatie op staat als voorkant, zoals de netto-inhoud.   

Consumenteneenheden

Let op:

  • In het vervolg van dit document geeft het woord ’merk’ in alle tekeningen de voorkant van het artikel weer.
  • Je bepaalt het grootste oppervlak van niet-rechthoekige producten (bijvoorbeeld producten met een cilindrische of niet-reguliere vorm) als volgt: plaats een denkbeeldige kubus om het product en bereken het oppervlak door de hoogte keer de breedte te nemen van de diverse zijden.
  • Het is mogelijk dat de bepaalde voorkant niet overeenstemt met hoe het artikel in het schap of in een reclame-uiting staat.

Uitzonderingen:

  1. Neem van artikelen waarvan twee of meer zijden even groot zijn en allen voldoen aan de definitie van voorkant de hoogste zijde als de voorkant. De regel ’portrait before landscape’ geldt dan. Anders gezegd: ‘staand gaat voor liggend’.
  2. Van zachte papierproducten met een verticale (denkbeeldige) rol als kern (bijv. toiletpapier) bepaal je de voorkant met de rol in een verticale positie.
Zijden even groot

3.3 Het bepalen van de oriëntatie

Als je de voorkant van het artikel hebt bepaald, bepaal de je positie (oriëntatie) van het artikel. Moet het artikel staand of liggend gemeten worden?

De oriëntatie van het artikel bepaal je meestal op basis van de plaats van de merknaam. Wanneer de merknaam horizontaal staat en je deze op een normale wijze kunt lezen dan is dat de goede oriëntatie.

Oriëntatie bepalen

Uitzonderingen:

Als de merknaam en andere teksten niet horizontaal staan, waardoor je het artikel moet draaien om het merk horizontaal te kunnen lezen. Dan draai je het artikel zodat alle teksten weer horizontaal leesbaar zijn voor de juiste oriëntatie.

Als de merknaam niet horizontaal staat, maar als je in de ‘natuurlijke’ oriëntatie van het artikel minimaal één stuk tekst of logo op de voorkant wel horizontaal kunt lezen. Dan meet je het artikel in de ‘natuurlijke’ oriëntatie, ongeacht hoe de merknaam erop staat.

Uitzonderingen oriëntatie

Een ander voorbeeld:

Hieronder staan twee dezelfde soort artikelen. Maar omdat de merknaam en tekst anders op de verpakking staan bepaal je de afmetingen anders.

Voor het eerst product is de oriëntatie horizontaal en dus meet je het artikel liggend. Voor het tweede product is de oriëntatie verticaal en dan meet je het staand.

Oriëntatie bepalen 2

Als het artikel geen of geen duidelijke voorkant heeft, dan gebruik je de stappen in de volgende paragraaf om de voorkant en de oriëntatie te bepalen.

3.4 Voorkant niet direct duidelijk

Als het niet meteen duidelijk is wat de voorkant is, beantwoord dan de vragen in deze stappen om de voorkant te bepalen.

Stap 1 – Is het product een consumenteneenheid?

Een consumenteneenheid heeft altijd een GS1 artikelcode (GTIN) en moet langs een point of sale (POS).

Stap 2 – Is er een speciale regel van toepassing?

In bijlage 8B staat een lijst van artikelen waarvoor specifieke meetwijzen bestaan. Als het artikel hierin staat dan is een specifieke meetmethode van toepassing volgens de Internationale Meetregels’. Staat het artikel hier niet tussen? Ga dan verder met stap 3.

Stap 3 – Heeft het artikel een verpakking?

Veel artikelen zijn verpakt om:

  • Het artikel te beschermen tijdens vervoer en opslag.
  • Het artikel aantrekkelijker maken.
  • Te helpen bij gebruik, bijvoorbeeld om te schenken of te scheppen.

Stap 4 – Staat deze verpakking specifiek genoemd in de internationale meetregels?

Een aantal artikelen staan op grond van producteigenschappen (vorm/verpakking) met speciale aanwijzingen voor het meten in de Internationale Meetregels. Dit zijn onder andere hangende artikelen, flexibele verpakkingen en cilindrische artikelen. Hiervan staan de regels in hoofdstuk 4. Als het artikel niet met een speciale aanwijzing voor het meten in de internationale meetregels staat, ga dan verder met stap 5.

Stap 5 – Heeft het artikel een ‘logische’ voorkant?

De logische voorkant is de zijde die duidelijk de enige juiste voorkant heeft en die de juiste oriëntatie voor een artikel is. Is er twijfel over een logische voorkant? Dan heeft dat artikel geen logische voorkant. onverpakt.

Logische voorkant

Stap 6 – Bevindt het artikel zich in een ‘natuurlijke’ staat?

De natuurlijke staat is de toestand van een artikel als het van de productielijn afrolt. Het is basis- of startvorm/modus van een onverpakt artikel.

Natuurlijke staat

Stap 7 – Wat is het grootste oppervlak?

Als je alle bovenstaande stappen hebt doorlopen en op geen vraag ‘ja’ hebt kunnen antwoorden, dan betekent dat het artikel géén duidelijke voorkant heeft.

Bepaal dan wat het grootste oppervlak is en neem de langste zijde als hoogte (‘portrait before landscape’). Begin vanaf daar met meten.

In bijlage 8A staat een aantal voorbeelden van artikelen zonder duidelijke voorkant met daarbij hoe je die moet meten.

3.5 De hoogte, breedte en diepte bepalen

Als je de voorkant en de oriëntatie van het artikel hebt bepaald kun je daadwerkelijk gaan meten met de voorkant naar je toe gericht in de juiste oriëntatie.

De basisregels voor het meten van consumenteneenheden zijn:

  • Hoogte: van het laagste punt tot aan het hoogste punt.
  • Breedte: van het meest linkse punt tot aan het meest rechtse punt.
  • Diepte: van het voorste punt tot aan het achterste punt.

Neem bij het meten ook uitsteeksels, doppen, deksels en gratis artikelen mee zoals extra verpakkingen of monsters.

Hoogte, breedte, diepte

4 Meetregels voor specifieke verpakkingen

Voor sommige consumenteneenheden zijn er volgens de internationale meetregels specifieke afspraken over hoe je die moet meten. Dit zijn:

  • Hangende artikelen
  • Flexibele verpakkingen
  • Cilindrische artikelen

4.1 Hangende artikelen

Als de verpakking van het artikel een hanggat of haak heeft dan is het een hangend artikel. Er zijn twee varianten van hangende artikelen.

4.1.1 Hangend in een niet-flexibele verpakking

Met niet-flexibel bedoelen we dat de verpakking qua vorm niet gemakkelijk kan veran­deren.

Kenmerken:

  • Verpakking heeft een hanggat.
  • Verpakking is niet-flexibel.

Je meet als volgt:

  • Zet het artikel neer alsof het hangt, dus met het hanggat aan de bovenkant.
  • Plaats de voorkant van het artikel naar je toe.
  • Dan bepaal je de afmetingen zo:
  • Hoogte: meest lage tot meest hoge punt (incl. hanggat).
  • Breedte: meest linkse tot meest rechtse punt.
  • Diepte: meest voorste tot meest achterste punt.
Hangend artikel

Naast het meten van de artikelen zelf, meet je ook de verticale en horizontale positie van het hanggat. Je meet deze in ‘hangende’ positie.

  • De horizontale hanggat afstand bepaal je door de afstand te nemen van het breedste gedeelte van het artikel tot het midden van het hanggat.
  • De verticale hangt afstand bepaal je door de afstand te nemen van de onderkant van het artikel tot het hoogste punt van het hanggat.

Heeft het artikel meerdere hanggaten? Dan kun je de afstanden per hanggat doorgeven. Je telt dan de hanggaten van linksboven tot rechtsonder als het artikel met de voorkant naar je toe staat.

4.1.2      Hangend in een flexibele verpakking

Met flexibel bedoelen we dat de verpakking of een deel van een verpakking qua vorm gemakkelijk kan veranderen. Bij het meten van deze artikelen houd je geen rekening met het hanggat, maar volg je de regels in paragraaf 4.2 voor het meten van producten in flexibele verpakkingen.

Let op: het hanggat en hoe het artikel wordt opgehangen hebben geen invloed op het bepalen van de voorkant.

4.2 Flexibele verpakkingen

Om de potentiële verschillen in metingen zo klein mogelijk te houden, doe je meerdere metingen.

Er zijn verschillende soorten flexibele verpakkingen. In de paragrafen hieronder staat hoe je deze opmeet.

Soorten flexibele verpakkingen:

Er zijn specifieke richtlijnen en aandachtspunten voor het meten van deze soorten flexibele verpakkingen:

  • Flexibele verpakkingen met ‘losse’ of ‘vaste’ inhoud.
  • Flexibele verpakkingen met driehoekige (gusset) naden.
  • Grote flexibele verpakkingen (> 6,8 kg).

Voor flexibele verpakkingen zoals stazakken (zie paragraaf 4.2.5) of zakken met platte bodem (zie paragraaf 4.2.6) geldt geen specifieke meetregel en je meet deze volgens de standaardmeetregel consumenteneenheden (zie 3.1).

In alle gevallen geldt dat voor het bepalen van de voorkant en de oriëntatie van het artikel de hoofdregels uit paragraaf 3.2 en 3.3 van toepassing zijn.

Voor consumenteneenheden in een flexibele verpakking geldt standaard (tenzij anders aangegeven in de instructie):

  • Meet het artikel platliggend op een vaste ondergrond.
  • Verdeel de inhoud gelijkmatig.

4.2.1      Flexibele verpakking met ‘losse’ inhoud

Kenmerken:

  • Verpakking waarvan de vorm gemakkelijk kan worden veranderd.
  • Verpakking waarvan de inhoud vrij door de verpakking kan bewegen, de volgorde is niet vast.
  • Verpakking die meestal is afgesloten met ‘rechte’ (seal)naden.

Je meet als volgt:

  • Leg het artikel plat neer en verdeel de inhoud gelijkmatig.
  • Plaats de voorkant van het artikel naar boven, dat wil zeggen dat je van bovenaf op de voorkant van het artikel kunt neerkijken.
  • Trek de naden uit en laat deze weer los.
  • Meet inclusief de aanwezige (seal)naden (van rand tot rand).
  • Bepaal de oriëntatie

Dan bepaal je de afmetingen zo:

  • Hoogte: meest onderste tot meest bovenste punt.
  • Breedte: meest linkse tot meest rechtse punt.
  • Diepte: vanaf de vlakke ondergrond tot het hoogste punt.
Flexibel losse inhoud

4.2.2      Flexibele verpakking met ‘vaste’ inhoud

Kenmerken:

  • Verpakking waarbij de inhoud de grootte en/of vorm van de verpakking bepaalt.
  • Verpakking waarvan de inhoud niet vrij door de verpakking kan bewegen (door grootte en/of vorm), de volgorde is vast.

Je meet als volgt:

  • Leg het artikel plat neer met de voorkant naar boven, dat wil zeggen dat je van bovenaf op de voorkant van het artikel neerkijkt, op een zodanige manier dat het artikel in de (binnen)verpakking zijn natuurlijke vorm aanneemt.
  • Vouw het overtollige flexibele verpakkingsmateriaal (indien aanwezig) strak om het artikel.
  • Bepaal de oriëntatie.

Dan bepaal je de afmetingen zo:

  • Hoogte: meest onderste tot meest bovenste punt.
  • Breedte: meest linkse tot meest rechtse punt.
  • Diepte: vanaf de vlakke ondergrond tot het hoogste punt.
Flexibel vaste inhoud

4.2.3      Flexibele verpakkingen met driehoekige (gusset) naden

Kenmerken:

  • Zakken met driehoekige naden die zijn bedoeld om de zak hoeken te geven. Deze naden bevinden zich aan één of beide uiteinden van het artikel.
  • De naad onderaan is de bodem waardoor het artikel kan staan.

Je meet als volgt:

  • Plaats de verpakking met de bodem op een vlak oppervlak, met de voorkant naar je toe.
  • Vouw de naden niet om, tenzij de naad door de slappe verpakking uit zichzelf wegzakt. Als dat het geval is, dan vouw je de lege ruimte zelf om. Deze regel is alleen van toepassing op zakken met ‘gusset’ gevormde naden.
  • Als de netto inhoud groter is dan 6,8 kg (15 pond), dan pas je de meetregel uit de volgende paragraaf toe.

Dan bepaal je de afmetingen zo:

  • Hoogte: ondergrond tot hoogste punt.
  • Breedte: meest linkse tot meest rechtse punt.
  • Diepte: meest voorste tot meest achterste punt.
Gusset naden

4.2.4      Grote flexibele verpakkingen (> 6.8 kg)

Voor grote flexibele verpakkingen geldt de meetregel voor verpakkingen met 'losse' inhoud (zie paragraaf 3.2.1).

Kenmerken:

  • Verpakking waarbij de netto inhoud groter is dan 6,8 kg (15 pond).

Je meet als volgt:

  • Leg de verpakking op een recht oppervlak en verdeel de inhoud gelijkmatig.
  • Plaats de voorkant van het artikel naar boven.
  • Trek de naden uit en laat deze weer los.
  • Bepaal de oriëntatie.

Dan bepaal je de afmetingen zo:

  • Hoogte: meest onderste tot het meest bovenste punt.
  • Breedte: meest linkse tot meest rechtse punt.
  • Diepte: vanaf de vlakke ondergrond tot het hoogste punt.
Grote flexibele verpakking

4.2.5      Stazakken (pouches)

Kenmerken:

  • Verpakking die rechtop staat, waarbij de afsluiting of naad is bedoeld als bodem.

Je meet als volgt:

  • Plaats de verpakking rechtopstaand op een vlak oppervlak met de voorkant naar je toe.

Dan bepaal je de afmetingen zo:

  • Hoogte: ondergrond tot hoogste punt, inclusief de aanwezige (seal)naden (van rand tot rand).
  • Breedte: meest linkse tot meest rechtse punt.
  • Diepte: meest voorste tot meest achterste punt.
Stazak

4.2.6        Zakken met blokbodem (platte bodem)

Kenmerken:

  • Verpakking met een blokbodem of platte bodem. Dit is een naar binnen gevouwen, gesealde bodem die ervoor zorgt dat de gevulde en gesealde zak rechtop kan staan.

Je meet als volgt:

Zakken met blokbodem zijn flexibele verpakkingen zonder een specifieke meetregel. Je meet deze volgens de standaardregels voor consumenteneenheden en dus geldt:

  • Bepaal de voorkant.
  • Plaats de verpakking op de bodem op een vlak oppervlak, met de voorkant naar je toe.

Dan bepaal je de afmetingen zo:

  • Hoogte: ondergrond tot meest hoge punt.
  • Breedte: meest linkse tot meest rechtse punt.
  • Diepte: meest voorste tot meest achterste punt.
Zak blokbodem

4.3 Cilindrische artikelen

Kenmerken:

  • Bij cilindrische artikelen zijn twee afmetingen nominaal gelijk. Nadat je de voorkant en de oriëntatie van de consumenteneenheid hebt bepaald, wordt pas duidelijk welke van de drie afmetingen dat zijn.

Je meet als volgt:

  • Je bepaalt de voorkant van de verpakking.
  • Je bepaalt de oriëntatie.
  • Als het artikel ligt, dan geldt:
    • Hoogte: ondergrond tot meest hoge punt.
    • Breedte: meest linkse tot meest rechtse punt.
    • Diepte: is hoogte.
  • Als het artikel staat, dan geldt:
    • Hoogte: ondergrond tot meest hoge punt.
    • Breedte: meest linkse tot meest rechtse punt.
    • Diepte: is breedte.
Cilindrische artikel

5 Meetregels voor specifieke artikelen

5.1 Tassen met hengels

Tassen met hengels meet je in hun natuurlijke staat, inclusief papieren opvulling. De voorkant is het grootste oppervlak als de tas wordt neergezet voor gebruik, dat wil zeggen op een plat oppervlak, zoals een tafel, op de onderkant (het oppervlak tegenover de opening).

Daarbij kun je 2 situaties onderscheiden:

1. Alle hengsels/handvatten vallen in de natuurlijke staat. Eventuele afneembare riemen doe je in de tas. De hoogte is de afstand tussen de boven- en onderkant van de tas zonder de hengsels.

Tas hengsel 1

2. De hengsel/handvatten blijven staan in de natuurlijke staat. De hoogte is de afstand tussen de bovenkant van de hengsels en de onderkant van de tas.

Tas hengsel 2

De breedte is de afstand tussen links en rechts en de diepte is de afstand tussen voor- en achterkant.

5.2 Losse, onverpakte klemmen

De voorkant van losse, onverpakte klemmen bepaal je door de klem neer te leggen op een plat oppervlak, bijvoorbeeld een tafel. De kant die geopend kan worden moet daarbij naar rechts wijzen en de klem moet zover mogelijk gesloten zijn, met de schroef geheel ingedraaid voor een zo klein mogelijke opening.

Losse, onverpakte klemmen

De breedte is de afstand van het meest linkse punt naar het meest rechtse en de diepte is de afstand vanaf het uiterste punt ‘op zes uur’ tot aan het uiterste punt ‘op twaalf uur’.

De hoogte is de afstand vanaf het platte oppervlak tot aan het hoogste punt van de klem.

5.3 Handgereedschap

De voorkant van los, onverpakt handgereedschap bepaal je door het handgereedschap op een plat oppervlak te leggen, bijvoorbeeld een tafel, waarbij de handgreep naar zes uur of naar twaalf uur wijst.

De hoogte is de afstand vanaf het uiterste punt op zes uur tot aan het uiterste punt op twaalf uur. De breedte is de afstand vanaf het meest linkse punt tot aan het meest rechtse punt van het gereedschap. De diepte is de afstand vanaf het platte oppervlak tot aan het punt dat het verst boven het platte vlak uitsteekt.

Let op: handgereedschap dat kan worden geopend (bijvoorbeeld een draadtang, moersleutel of schuifmaat) wordt in de natuurlijke stand of uitgangspositie gemeten, d.w.z. met het gereedschap gesloten zoals vóór het oppakken en voor gebruik.

Handgereedschap

5.4 Handzagen

De voorkant van losse, onverpakte handzagen bepaal je door de handzaag op een plat oppervlak te leggen, bijvoorbeeld een tafel, met de rechte kant van het zaagblad parallel aan de rand van het platte oppervlak. Je meet met het grootste oppervlak van de zaag (van links naar rechts) naar je toe.

De hoogte is de afstand vanaf het uiterste punt op zes uur tot aan het uiterste punt op twaalf uur. De breedte is de afstand vanaf het meest linkse punt tot aan het meest rechtse punt van het gereedschap. De diepte  is de afstand vanaf het platte oppervlak tot aan het punt dat het verst boven het platte vlak uitsteekt.

Zaag

5.5 Leidingen en kabelgoten

Het open uiteinde van onverpakte leidingen bepaalt de hoogte en de breedte. Bij ronde leidingen zijn de hoogte en de breedte gelijk. Voor niet-ronde leidingen is de breedte de grootste afstand van links naar rechts, gemeten met de voorkant naar je toe. De diepte van de leiding is de afmeting die meestal de ‘lengte’ wordt genoemd. Losse, gebundelde leidingen (met één GTIN) meet je zoals hieronder.

Leidingen en kabelgoten

5.6 Opgerolde slangen

De voorkant van losse, onverpakte en opgerolde slangen bepaal je op basis van de diameter. De hoogte en breedte is gelijk aan de afmeting van de diameter van de rol. De diepte meet je vanaf de voorkant tot aan het verst naar achteren gelegen punt terwijl de rol op een plat oppervlak ligt.

Opgerolde slangen

5.7 Leiding- en slangfittingen, verdeelstukken, diverse onderdelen

Deze producten leg je op een plat oppervlak, zoals een tafel, met ten minste één open kant op  ‘drie uur’. Het oppervlak dat naar je toe wijst is de voorkant (als je op het artikel neerkijkt). Je meet van links naar rechts, van ‘twaalf uur’ naar ‘zes uur’ en van het oppervlak van de tafel naar het verst daarvandaan gelegen punt van de voorkant. De afmetingen zijn: langste = diepte, op één na langste = breedte, kortste = hoogte.

Diverse onderdelen

5.8 Waterafvoer – sifons, afvoerbuizen, y-stukken

Deze producten leg je met de toevoeropening, of een van de toevoeropeningen, op ‘drie uur’. Je meet van links naar rechts, van ‘twaalf uur’ naar ‘zes uur’ en van het oppervlak van de tafel naar het verst daarvandaan gelegen punt van de voorkant (als je op het artikel neerkijkt). De afmetingen zijn: langste = diepte, op één na langste = breedte, kortste = hoogte.

Waterafvoer

5.9 Onverpakte afsluiters

Deze producten leg je op een plat oppervlak, zoals een tafel, met ten minste één open kant op  ‘drie uur’. Je meet van links naar rechts, van ‘twaalf uur’ naar ‘zes uur’ en van het oppervlak van de tafel naar het verst daarvandaan gelegen punt van de voorkant (als je op het artikel neerkijkt). De afmetingen zijn: langste = diepte, op één na langste = breedte, kortste = hoogte. Als er een hendel is, moet die dezelfde kant op wijzen als bij verzending.

Onverpakte afsluiters

5.10 Losse buisklemmen en –hangers

De voorkant is het oppervlak dat naar je toe wijst als je op de klem neerkijkt terwijl deze op een plat oppervlak ligt en de schroef naar ‘drie uur’ wijst. Je meet van links naar rechts, van ‘twaalf uur’ naar ‘zes uur’ en van het oppervlak van de tafel naar het verst daarvandaan gelegen punt van de voorkant (als je op het artikel neerkijkt). De afmetingen zijn: langste = diepte, op één na langste = breedte, kortste = hoogte.

Losse buisklem

5.11 Losse buishangers

Buishangers met schroeven of andere bevestigingen meet je terwijl zij op een plat oppervlak liggen, zoals bijvoorbeeld een tafel, met een van de bevestigingen in de richting van ‘drie uur’. Hangers met een open uiteinde (zonder klem) leg je neer  met het open uiteinde op  ‘drie uur’. De voorkant is het oppervlak dat naar je toe wijst als je op de klem neerkijkt. Je meet van links naar rechts, van ‘twaalf uur’ naar ‘zes uur’ en van het oppervlak van de tafel naar het verst daarvandaan gelegen punt van de voorkant. De afmetingen zijn: langste = diepte, op één na langste = breedte, kortste = hoogte.

Losse buishangers

5.12 Verdeelstukken

Verdeelstukken leg je neer met een van de hoofdopeningen op ‘drie uur’. Je meet van links naar rechts, van ‘twaalf uur’ naar ‘zes uur’ en van het oppervlak van de tafel naar het verst daarvandaan gelegen punt van de voorkant (als je op het artikel neerkijkt). De afmetingen zijn: langste = diepte, op één na langste = breedte, kortste = hoogte.

Verdeelstuk

5.13 Vrije uitloop, waterslag dempers

Deze producten leg je op een plat oppervlak, zoals een tafel, met ten minste één open kant op ‘drie uur’. Het oppervlak dat naar je toe wijst is de voorkant. Je meet van links naar rechts, van ‘twaalf uur’ naar ‘zes uur’ en van het oppervlak van de tafel naar het verst daarvandaan gelegen punt van de voorkant. De voorkant is het oppervlak dat naar je toe wijst als je op de klem neerkijkt. De afmetingen zijn: langste = diepte, op één na langste = breedte, kortste = hoogte.

Vrije uitloop, waterslag dempers

5.14 Verbindingsstukken en toevoerleidingen

Verbindingsstukken en toevoerleidingen worden neergelegd met een opening op ‘drie uur’. Het oppervlak dat naar je toe wijst is de voorkant. De metingen worden gedaan van links naar rechts, van ‘twaalf uur’ naar ‘zes uur’ en van het oppervlak van de tafel naar het verst daarvandaan gelegen punt van de. De afmetingen zijn: langste = diepte, op één na langste = breedte, kortste = hoogte.

Verbindingsstuk

6 Hoe bepaal je de afmetingen van handelseenheden?

Handelseenheden worden geïdentificeerd met een GTIN en zijn bedoeld om te worden gescand voor logistieke doeleinden. De oriëntatie van een handelseenheid om de afmetingen te bepalen, is niet afhankelijk van de manier waarop het wordt verzonden.

De natuurlijke onderkant bepalen

Je bepaalt de natuurlijke onderkant van het artikel voordat je de hoogte, breedte en diepte kunt vaststellen. Het is de natuurlijke onderkant van het verpakte artikel vóór verzending.

Bepaal of markeringen of het ontwerp van de verpakking de oriëntatie aangeven. Gebruik daarbij de volgende volgorde:

  1. Als er markeringen of teksten aanwezig zijn die de correcte oriëntatie van de verpakking aangeven, dan moet je die gebruiken om de natuurlijke onderkant te bepalen.

Voorbeelden:

- Pijlen

- Richtingswoorden zoals ‘boven’ of ‘onder’.

  1. Als er geen pijlen of richtingswoorden op staan:

-  Gebruik de consequente tekstoriëntatie, aan één of meer zijden, die parallel lopen aan het oppervlak (de natuurlijke onderkant).

-  Gebruik de op de verpakking gedrukte barcode(s), die parallel lopen aan het oppervlak (de natuurlijke onderkant).

  1. Als er geen oriëntatiemarkeringen zijn, beschouw dan het grootste, platte oppervlak waarop de verpakking van nature rust, als de natuurlijke onderkant.

Als er een bedoelde opening aanwezig is, dan beschouw je die zijde als de bovenkant van de verpakking. Perforaties vallen hier niet onder.

Handelsartikelen waarbij de verpakking of een deel ervan gemakkelijk van vorm kan veranderen (bijv. flexibele verpakkingen), meet je plat liggend met de inhoud geleidelijk verdeeld.

Handelseenheid 3

Als de natuurlijke onderkant duidelijk is, Kun je de hoogte, breedte en diepte van het artikel bepalen:

  • Hoogte: de afstand tussen de natuurlijke onderkant van het artikel en de bovenkant.
  • Breedte: de kortste zijde van de natuurlijke onderkant van het artikel.
  • Diepte/Lengte: de langste zijde van de natuurlijke onderkant van het artikel.

Uitzonderingen:

- Bij een vierkante onderkant is er geen kortste of langste zijde. Breedte en diepte zijn dan identiek.

- Neem ook alle uitsteeksels mee bij het meten, zoals handgrepen.

Handelseenheden

Zorg dat de handelseenheden bij het meten vrij en los staan. Het op te meten artikel moet ook in goede staat verkeren en niet beschadigd zijn (bijv. vochtig, gescheurd).

7 Toegestane toleranties

Van artikelen met dezelfde GS1 artikelcode kunnen de afmetingen verschillen. Dit kan komen door:

  • Afwijkingen ontstaan tijdens productie.
  • De manier van verwerken.
  • De omgeving (bijvoorbeeld de vochtigheidsgraad).
  • Andere factoren.

Toleranties zijn toelaat­bare verschillen tussen de in GS1 Data Source vermelde en daadwerkelijk gemeten afmetingen van een artikel. Volgens de internationale meetregels mogen de verschillen niet groter zijn dan in onderstaande tabellen staat. De toleranties worden door retailers als acceptabel en door fabrikanten als haalbaar beschouwd voor de diverse verpakkingen.

7.1 Toleranties consumenteneenheden

Verpakking

Eigenschappen

Voorbeelden

Tolerantie

Alle verpakkingstypes m.u.v. onderstaande verpakkingstypes

 

 

7 mm

           

Kleine, inflexibele eenheden waarvan een of meerdere afmetingen niet meer dan 64 mm bedragen en het gewicht niet meer dan 0,9 kg

Blikjes, glazen verpakkingen, hard plastic verpakkingen, artikelen op een kaartje, ‘clamshell’-verpakkingen.

OPMERKING: Geldt niet voor flexibele verpakkingen

Spijkers, schroeven, bouten, fittingen, (kleine) fietsonderdelen

4 mm voor elke afmeting kleiner dan of gelijk aan 64 mm.

 

7 mm voor elke afmeting groter dan 64 mm.

 

 

 

 

Zachte papierproducten in flexibele plastic verpakking

Flexibele plastic verpakking met zachte papierproducten

Stofzuigerzakken, papieren filters, behang

20 mm

 

Flexibele omverpakking (strak of los) om een artikel heen

1.   Gevormd, gevuld en afgesloten zonder naden

2.   Staande zakken

3.   Verpakkingen waarvan de grootte of vorm wordt bepaald door de inhoud

4.   Zakken met naden en blokbodem-zakken

Stoelkussens, afdekfolie, verfrollers, laminaat, isolatiemateriaal, stekkerdozen, snoeren/kabels,

douchegordijn ringen

20 mm

 

Grote flexibele eenheden

Grote flexibele verpakkingen met een vermelde netto-inhoud van meer dan 6,8 kg

Grind, metselzand, cement, pleistergips

32 mm

 

(Timmer)hout

Hout bedoeld voor bouw en verbouw

Balken, planken, latten, lijsten, palen en zuilen

6% met max. 50 mm      

Paneelvormige artikelen

Platen, onverpakt bedoeld voor het bedekken van grote oppervlakten, zonder rekening te houden met (plaats van) markeringen

Gipsplaat, triplex, laminaat, vloerdelen, planken voor beplanking en lambriseringpanelen

40 mm

 

Matten

 

Bad-, toilet-, bidetmatten en karpetten

40 mm

7.2 Toleranties voor consumenteneenheden in (kartonnen) verpakking

Een verpakt artikel dat als consumenteenheid wordt verkocht, is een artikel waarvan alle verpakking moet worden verwijderd voor je het artikel kunt gebruiken. Voor zulke consumenteneenheden in een (kartonnen) verpakking gelden de toleranties voor handelseenheden.

Deze toleranties zijn:

  • Bij elke afmeting kleiner of gelijk dan 160 mm geldt een vaste tolerantie van 7
  • Bij elke afmeting groter dan 160 mm geldt een tolerantie van 4%.

Voorbeeld:

Een fabrikant produceert consumenteneenheid in een (kartonnen) verpakking met de onderstaande afmetingen:

  • Diepte: 190 mm.
  • Breedte: 89 mm.
  • Hoogte: 127 mm.

Dan geldt:

  • Diepte is groter dan 160 mm. Hanteer daarom de standaard tolerantie van 4%.
    • Tolerantie diepte = 4% x 190 mm = 8 mm.
  • Breedte is kleiner dan 160 mm. Hanteer daarom een tolerantie van 7%.
    • Tolerantie breedte = 7 mm.
  • Hoogte is kleiner dan 160 mm. Hanteer daarom een tolerantie van 7%.
    • Tolerantie hoogte = 7 mm.

7.3 Artikelen op pallets

     

Voorbeelden

Tolerantie

(+/-)

Tegels, openhaardhout, houtskool, potgrond, cement

6% met een max. van 50 mm

           

7.4 Zeer kleine artikelen

Voor zeer kleine, niet flexibele consumenteneenheden waarbij een of meer afmetingen kleiner zijn dan 64 mm, zijn de standaardtoleranties niet bruikbaar. Daarom hanteer je deze regel voor elke afmeting gelijk aan of kleiner dan 64 mm gebruik je een vaste tolerantie van 4 mm.

Voor afmetingen groter dan 64 mm gebruik je wel de toleranties voor consumenteneenheden.

Voorbeeld:

Een fabrikant produceert artikelen met onderstaande afmetingen:

  • Diepte/lengte: 20 mm.
  • Breedte: 190 mm.
  • Hoogte: 20 mm.

Je hanteert dan de volgende toleranties:

  • Diepte/lengte is kleiner dan 64 mm. Hanteer daarom een tolerantie van 4 mm.
  • Tolerantie diepte/lengte = 4 mm
  • Breedte is groter dan 64 mm. Hanteer de bestaande tolerantie van 7 mm.
  • Tolerantie breedte = 7 mm
  • Hoogte is kleiner dan 64 mm. Hanteer daarom een tolerantie van 4 mm.
  • Tolerantie hoogte = 4 mm

 

8 Appendix

In onderstaande lijst staan voorbeelden van veelvoorkomende verpakkingstypes met daarbij hoe je deze moeten meten volgens de Engelstalige Internationale meetregels, tenzij anders aangegeven.

Let op! Deze voorbeelden zijn alleen bedoeld om te bepalen welke meetregel je kunt gebruiken voor je verpakking. Voor het bepalen van het verpakkingstype verwijzen we je naar: ‘Richtlijn voor het kiezen van de juiste code voor verpakkingstypes’.

A. Voorbeelden

Verpakking

(code)

Afbeelding

 Omschrijving

Hoe te meten?

Opmerkingen

Bakje

(CT)

Een niet-specifieke term voor een open of hersluitbare verpakking, meestal gebruikt voor aan bederf onderhevige levensmid­delen (bijvoorbeeld eieren of fruit).

Zie 3.1.

Voor deze verpakking geldt de basisregel voor consu­menteneenheden.

 

Blik

(CNG)

Een metalen, meestal cilindervor­mige verpakking van onbepaalde grootte die kan worden gebruikt voor artikelen in consu­mentenhoeveelheden en institutionele hoeveelhe­den.

Zie 4.3, indien cilindrisch.

Zie 3.1, indien anders.

Voor deze verpakking geldt de basisregel voor consu­menteneenheden.

Blisterver-pakking (BPG)

Een type verpakking waarbij het artikel is verpakt tussen een voorgevormde ‘bubbel’ (meestal van doorzichtig plastic) en een kartonnen ‘drager’. Deze kunnen bijv. aan elkaar zijn bevestigd met nieten, warm­te­lassen, lijmen. In som­mige gevallen is de blisterver­pak­king als een oester­schelp in zijn geheel om het product gevou­wen. Blisterverpakkingen worden meestal vanthermovorming van polyvinylchloride gemaakt, maar vrijwel elke thermoplast kan tot een bubbel worden gevormd.

 

Zie 4.1.1, indien hanggat.

Zie 3.1, indien anders.

Als het product een hanggat heeft, dan meet je het op volgens de regels voor hangende, niet-flexibele producten.

Zonderhanggat geldt de basisregel voor consumen­teneenheden.

Cartridge (CQ)

Een verpakking die

een verwisselbaar

onderdeel is van een apparaat

(bijvoorbeeld een

printer). Het bevat

een voorwerp of

substantie die

geschikt is om in te brengen in een

apparaat/ander

voorwerp (printer/glas).

Voorbeelden zijn

inkt of limonadesiroop.

Zie 3.1.

Voor deze verpakking geldt de basisregel voor consumenteneenheden.

Doos

(BX)

Een niet-specifieke term die verwijst naar een niet-flexibele, driedimensionale verpakking met gesloten zijkanten die de inhoud geheel omhult en van elk materi­aal kan zijn gemaakt. Hoewel sommige dozen kunnen worden hergebruikt of opnieuw afgeslo­ten, kunnen ze ook voor eenma­lig gebruik zijn, afhankelijk van de plek in een producthiërarchie.

 

Zie 3.1.

Voor deze verpakking geldt de basisregel voor consu­menteneenheden.

 

Emmer

(BJ)

Een meestal cilindervormi­ge verpakking, eventueel voorzien van een deksel en handvat (gemaakt van metaal, plastic of ander materiaal).

 

Zie Appendix 8B.

Let op: deze meetregel geldt voor handels­eenheden. Gebruikvoor consumenten­eenheden naar 3.1, de basis­regel voor con­sumenteneen­­heden.

Eventuele handvaten hang je naar beneden tegen de emmer.

Let er op dat je handvaten bij de meting meeneemt..

Fles

(BO)

Een verpakking met een ronde hals waarvan de diameter kleiner is dan die van de buik, met een opening die met een dop kan worden afgesloten om de inhoud binnen te houden. Meer speci­fiek: een verpakking met een smalle hals in vergelijking met een pot of verpakking met brede opening. De doorsnede van de fles kan rond, ovaal, vierkant, rechthoekig of een combi­natie hiervan zijn. Flessen worden meestal gemaakt van glas of kunststof, maar ook wel van aarde­werk of metaal. Flessen kunnen recyclebaar, retourneer­baar, herbruik­baar of voor eenmalig gebruik zijn.

 

Zie 4.3, indien cilindrisch.

Zie 3.1, indien anders.

Voor deze verpakking geldt de basisregel voor consu­menteneenheden.

Huls

(SY)

Een flexibele verpakking met open zijkanten, meestal van papier, karton of plastic, die over de inhoud wordt geschoven ter bescherming of presentatie.

 

Zie 4.2 indien flexibel.

Zie 3.1, indien anders.

Afhankelijk van de inhoud geldt een van de regels voor flexibele verpakkingen, of geldt de basisregel voor consumenteneenheden.

Kaart

(CM)

Een platte verpakking waaraan het product in de winkel hangt of is beves­tigd.

 

Zie 4.1.1, indien hanggat.

Zie 3.1, indien anders.

Indien het product een hanggat heeft, meet je het op volgens de regels voor hangende, niet-flexibele producten.

Zonder hanggat geldt de basisregel voor consumen­teneenheden.

Krimpverpakking

(SW)

Een verpakking bestaande uit plasticfolie rondom een artikel of groep artikelen, die wordt verwarmd zodat hij krimpt en de eenheid bijeenhoudt. Krimpfolie wordt gebruikt om een verpakking of laadeenheid strak te omwikkelen, zodat deze voor verdere verwerking of verzending is sa­mengebonden, beschermd en geïmmobiliseerd.

 

In geval van een consumenten­eenheid, zie 3.1.

Indien het product een consumenteneenheid is, geldt de basisregel voor consumenteneenheden.

Multi-pack

(MPG)

 

Een bundel producten die voor het draaggemak van de consu­ment bij elkaar worden gehouden door de verpakking. Een multi-pack is altijd een consumenten­eenheid.

 

Zie 3.1.

Voor multi-packs geldt de basisregel voor consumen­teneenheden.

Niet verpakt

(NE)

Het artikel wordt zonder verpak­king geleverd. Synoniem: onverpakt.

Zie 3.1.

Voor onverpakte producten geldt de basisregel voor consumenteneenheden.

Niet verpakt

(NE) – Dispenser

Een niet-specifieke binnen­verpakking met een mecha­nisme voor toe- en afvoer van de inhoud, die zonder verpakking wordt geleverd.

Zie appendix 8C.

De dispenser bevat geen duidelijke voorkant.

Niet verpakt

(NE) – Matten

Hieronder verstaan we een matje bedoeld voor gebruik in de badkamer.

Zie 4.1 indien voorzien van een hangmechanisme

Zie 3.1 indien anders.

 

Niet verpakt

(NE) – Timmerhout, Panelen en Plinten

Hieronder wordt verstaan:

■      Panelen, onverpakt, bedoeld voor het bedekken van grote oppervlakten

■      Timmer bouwhout (balken, planken, latten), die op maat gemaakt kunnen worden

■      Afwerking in de vorm van plinten en strips

■      Palen (dunne en stevige)

 

Zie appendix 8A

Het hout bevat geen duide­lijke voorkant. Er wordt geen rekening gehouden met (de plaats van) markeringen.

Niet verpakt

(NE) – Zwenkwielen

Hieronder verstaan we een wiel dat bedoeld is voor montage onder een voorwerp dat 360 graden kan draaien.

Zie appendix 8B.

Het zwenkwiel heeft geen duidelijke voorkant.

Rol (RO)

Een flexibele,

cilindervormige

verpakking met

rechte zijkanten en

cirkelvormige

uiteinden van

dezelfde grootte. De uiteindes zijn niet voorzien van flenzen (zoals bij een spoel). Een rol kan uit een of meer lagen

verpakking bestaan

(zoals bij beschuit).

Zie 4.3

Voor deze verpakking geldt de basisregel voor consumenteneenheden.

Spoel

(RL)

Een kern waaromheen je materiaal als draad, kabel, film e.d. kunt winden. Meestal voorzien van zijflenzen, en gebruikt bij verzending en verwerking.

 

Zie 3.1.

Voor deze verpakking geldt de basisregel voor consu­menteneenheden.

 

Spuitbus

(AE)

Een gasdichte, drukbestendige verpakking met een ventiel en drijfgas. Als het ventiel wordt geopend, spuit het product door de stuwkracht in de vorm van een al dat niet fijne spray of stroom uit de verpakking (een spuitbus bevat bijvoorbeeld deodorant of haarlak onder druk). Verstuivers vallen hier niet onder, omdat deze niet onder druk staan om het product uit de verpakking te stuwen.

 

Zie 4.3 indien cilindrisch artikel.

Zie 3.1 indien anders.

Voor deze verpakking geldt de basisregel voor consu­menteneenheden.

Stazak

(PO)

Een voorgevormde, flexibele verpakking, meestal afgesloten met een naad onderaan. Kan rechtop op de plank worden neergezet.

 

Zie 4.2.5, stazakken

De verpakking is flexibel tot relatief hard, en heeft een platte ondergrond (zonder naden).

Het product kan stabiel staan op de platte ondergrond.

Er zijn geen gussetnaden op de onderkant van de verpakking. Er is een vernauwing in de diepte aan de bovenkant van het product.

Tube

(TU)

Een cilindervormige ver­pakking die aan één kant is geseald en aan de andere kant is afgesloten met een dop of doseer­voorziening.

 

Zie 3.1.

Aan de kant van de naad is deze verpakking niet meer cilindrisch.

De basisregel voor consu­menteneenheden geldt.

Verpakt, geen specificatie

(PUG)

 

De verpakking van het product (of de producten) staat momen­teel niet op de lijst. Gebruik deze code als er geen geschikte opties beschikbaar zijn en alleen als er een wijzigings­voorstel is goedge­keurd voor het relevante verpak­kingstype.

 

In geval van een consumenten­eenheid, zie 32.1.

Indien het product een consumenteneenheid is, geldt de basisregel voor consumenteneenheden.

Zak, met ‘losse’ inhoud

(BG)

Een voorgevormde, flexibele verpakking, meestal slechts aan één kant geopend, waarvan de opening na het vullen al dan niet kan worden afgesloten.

 

Zie 4.2.1, Flexibele verpak­kingen met ‘losse’ inhoud.

De inhoud van de verpakking heeft geen vaste vorm en kan ‘los’ worden verschoven binnen de verpakking. Er zijn geen gusset naden.

Zak, met ‘vaste’ inhoud

(BG)

Een voorgevormde, flexibele verpakking, meestal slechts aan één kant geopend, waarvan de opening na het vullen al dan niet kan worden afgesloten.

 

Zie 4.2.2, Flexibele verpak­kingen met ‘vaste’ inhoud.

De inhoud van de verpakking heeft een duidelijke en consequente vaste vorm en kan niet ‘los’ worden verschoven binnen de verpakking. Er zijn geen gussetnaden.

Zak, met ‘gusset’  naden

(BG)

Een voorgevormde, flexibele verpakking, meestal slechts aan één kant geopend, waarvan de opening na het vullen al dan niet kan worden afgesloten.

 

Zie 4.2.3, Flexibele verpak­kingen met driehoekige ‘gusset’ naden.

De verpakking is voorzien van gussetnaden. Er is een vernauwing in de diepte aan de bovenkant van het product.

De naden aan de onderkant kunnen worden ingeklapt om een stabiele bodem te maken.

Zak, met blokbodem

(BG)

Een voorgevormde, flexibele verpakking, meestal slechts aan één kant geopend, waarvan de opening na het vullen al dan niet kan worden afgesloten.

 

Zie 4.2.6, Flexibele verpak­kingen met blokbodem.

De verpakking is voorzien van gussets. De gussetnaden zijn ingeklapt, zowel aan de boven- als onderkant.

Zak, zwaarder dan 6,8 kg (BG)

Een voorgevormde, flexibele verpakking, meestal slechts aan één kant geopend, waarvan de opening na het vullen al dan niet kan worden afgesloten.

 

Zie 4.2.4, Grote Flexibele verpak­kingen

Het product is verpakt in een flexibele verpakking en weegt meer dan 6,8 kg.

De inhoud van de verpakking heeft geen vaste vorm en kan ‘los’ worden verschoven binnen de verpakking. Er zijn geen gussetnaden.

Zakje

(EN)        

Een meestal platte verpakking van flexibel materiaal met slechts twee oppervlakken, aan drie kanten aan elkaar verbon­den om een omhulsel te vormen. De open kant kan worden gebruikt om de verpakking te vullen en kan daarna eventueel worden afgesloten met een al dan niet zelfkle­vende klep, warmtelas, touwtje, metalen klem of ander sluitmiddel. Een ventiel maakt handige dosering mogelijk.

 

Zie 4.2.1, Flexibele producten met ‘losse’ inhoud.

Let erop dat een eventueel mondstuk of ventiel bij de meting wordt meegenomen.

 

B. Speciale meetregels

In onderstaande sectoroverstijgende lijst staan uitzonderingsartikelen die geen (duidelijke) voorkant hebben. Staat het artikel hierin dan is het artikel een uitzondering en staat de specifieke meetmethode in de (Engelstalige) ‘Internationale meetregels’.

 

Artikel

Hoofdstuk in de internationale meetregels

Afdruiprek/afkoelrooster

4.8.8.10

Baseballcaps/petjes

4.8.2.1

Bestekbakken/bakplaten/snijplanken/rekken

4.8.8.7

Bomen en planten

4.9.2

Decoratieve gordijnroedels

4.8.5.2

Ellipsvormige ballen

4.8.9.2

Emmers

5.5

Fiets

4.8.9.9

Handschoenen

4.8.2.6

Hangmand/hangend pannenrek

4.8.8.2

Kano, boot, ander vaartuig

4.8.9.16

Kant-en-klare ornamenten

4.9.3.4

Onverpakte artikelen op rol

4.9.3.6

Onverpakte traponderdelen

4.9.3.5

Paneelvormige artikelen
In dit onderdeel worden artikelen behandeld die voornamelijk worden geassocieerd met de bouw. Er komen uitsluitend consumenteneenheden aan bod.

 

Paneelvormige artikelen: platen, onverpakt bedoeld voor het bedekken van grote oppervlakten, zonder rekening te houden met (plaats van) markeringen.

Typische voorbeelden van dit soort artikelen zijn gipsplaat, triplex, laminaat, vloerdelen, planken voor beplanking en lambriseringpanelen.

Meetwijze: hoogte is kortste afmeting, breedte de op 1 na langste en diepte de langste.

Hoogte is de dikte van 1 paneel.

4.9.3.1

Potten en pannen

4.8.8.3

Rechte (vlakke) traponderdelen

4.9.3.5.1

Ringen

4.8.6.2.1

Schoeisel (onverpakt)

4.8.3

Schoenendoos

4.8.3.1

Sierkussens

4.8.4.5

Sokken

4.8.2.4

Timmerhout, lijsten, palen en zuilen
In dit onderdeel staan artikelen die voornamelijk worden geassocieerd met de bouw. Er staanuitsluitend consumenteneenheden in.

 

Timmerhout, lijsten, palen en zuilen

2a Timmer bouwhout (balken, planken, latten), die op maat gemaakt kunnen worden, zonder rekening te houden met (plaats van) markeringen.

Voorbeelden zijn onverpakte vensterbanken, timmerpanelen.

2b Afwerking in de vorm van plinten en strips, zonder rekening te houden met (plaats van) markeringen. Strips omvatten alle varianten afwerkingstrips, zoals stalen profielen, aluminium profielen, kunststof profielen en houten profielen.

2c Palen (dunne palen) zonder rekening te houden met (plaats van) markeringen

2d Palen (stevige palen), zonder rekening te houden met (plaats van) markeringen

Meetwijze: hoogte is kortste afmeting, breedte de op 1 na langste en diepte de langste

4.9.3.2

Vloerkleden

4.8.4.4

Wenteltraponderdelen

4.9.3.5.2

Zachte papierproducten (wc-papier, keukenrol) met een verticale rol als kern

4.10

 

C. Artikelen zonder duidelijke voorkant

Als een artikel géén duidelijke voorkant heeft bepaal je de voorkant en begin je te meten door het grootste en hoogste oppervlak te bepalen.

  • Hoogte: de totale afstand tussen de boven- en de onderkant.
  • Breedte: de totale afstand tussen links en rechts.
  • Diepte: de afstand tussen voor- en achterkant.

Hieronder staat een aantal voorbeelden van artikelen zonder duidelijke voorkant en hoe je deze kunt meten..

(Zeep)dispenser

Stap 1: Is het artikel een consumenteneenheid?

  • Ja, ga naar stap 2

Stap 2: Wordt het artikel beschouwd als uitzondering? (zie A.2)

  • Nee, ga naar stap 3

Stap 3: Heeft het artikel een verpakking?

  • Nee, ga naar stap 5

Stap 4: Is het veel voorkomend verpakkingstype?

  • v.t.

Stap 5: Heeft het artikel een ‘logische’ voorkant?

  • Nee, ga naar stap 7

Stap 6: Bevindt het artikel zich in een ‘natuurlijke staat’?

  • Ja, ga naar stap 8

Stap 7: Gebruik het grootste, hoogste oppervlak als voorkant, draai het tuutje (spuitmondje) naar de zijkant en meet vanaf daar. Kijk naar onderstaand voorbeeld.

Artikel zonder duidelijke voorkant

Change log

Dit is een nieuwe vorm en versie van het eerder gepubliceerde document 'Internationale meetregels voor de meest voorkomende verpakkingen in de sector doe-het-zelf, tuin en dier'. Naast de vorm is een algemene redactieslag van de teksten uitgevoerd, zijn illustraties vernieuwd en is er informatie toegevoegd over het meten van producten in en uit verpakking en handelseenheden. Een historisch change log is op te vragen bij GS1.